maandag 3 november 2014

Dirk

Ik tikte op een doodnormale ochtend mijn dagelijkse nieuwssite in en zag de headlines meteen. Goed, dat is nu een maand terug. Maar hoewel een maand na dato, mag je op elk moment nog wel een ode aan Dirk schrijven, toch? Niet dat Dirk daar op zit te wachten, of onze bijna 17 miljoen bondscoaches. Het zou ook on-Nederlands zijn als die zoveel miljoen Nederlanders na een maand nog weenden om het vertrek van Dirk, laat staan dat ze het nog weten. Daarom óók deze ode, als reminder voor die 'ik huil nu hard mee, maar ben het 3 seconden daarna weer vergeten' droeftoeters.

Wat maakt Dirk nou zo bijzonder?
Allereerst - en een beetje zoals Rooney dat ook voor elkaar heeft gebokst - hij heeft een meesterlijk mooie vrouw. Dat die doodnormale jongen met een kapsel dat al 350 jaar onveranderd is, zo'n mooi mens als Gertrude heeft veroverd, kan maar één ding betekenen. Hij heeft vast een ontiegelijk mooi karakter.

Dan dat kapsel uit de Middeleeuwen. Ik denk dat Dirk (samen met Puyol) eenzaam aan de top staat van zeer gewaardeerde voetballers mét kapsel uit de Middeleeuwen. Met zo'n kapsel kun je alleen maar een retegoeie voetballer zijn, of een mooi karakter hebben (of allebei natuurlijk). Anders dan Puyol trouwens - die zijn lokken gewoon liet wapperen - heeft Dirk er persoonlijk ook voor gezorgd dat gel nog in de schappen mocht blijven, hulde.

Omdat het misschien ook leuk is iets over zijn voetballende kwaliteiten te zeggen: Dirk is rechtsbuiten en linksback en alle andere posities. Dirk beukt zich op zijn wilskracht overal doorheen. Hij is de vriendelijkste voetballer ooit, die je met een stralende glimlach dwars door midden trapt. Dirk had op wilskracht ook net zo goed keeper kunnen zijn. Als 'ie tegen Argentinië in het doel had gestaan, had 'ie er waarschijnlijk net genoeg gestopt. En vervolgens ook die laatste er zelf nog ingeramd. Of scheidsrechter. Dirk zou op wilskracht ook gewoon de Nederlandse Colina kunnen worden.

Tot slot zijn er maar weinig mensen die Dirk heten én leuk zijn. Alleen dat is al een prestatie.

Chapeau, op Dirk. Misschien zou 'ie ook wel een goeie bondscoach zijn?

woensdag 17 september 2014

Zlatan en Milka (met koek)

Het is woensdagavond. Een Champions League woensdagavond. Onderuit gezakt op de bank, met een glas wijn, thee en Milka chocolade (met koek), kijk ik vanavond Ajax-PSG. En ik kijk dat dus alleen. Omdat er vaak niets ontspannender is dan een potje voetbal kijken op je vrije avond. Ook als meisje ja.

Vraag een willekeurig meisje naar haar ideale invulling van een vrije avond en ze zal ongetwijfeld iets zeggen over wijn, thee en chocolade (liefst Milka met koek). Vaak komt er echter geen voetbal voor in dit antwoord. Meestal willen we - meisjes in het algemeen - romcommetjes zien, of houden we een marathon van onze Sex & the City dvd's. Maar voetbal, nee. Op z'n hoogst als ons vriendje dat erg graag wil en we misschien iets goed te maken hebben. Of als er niets anders op TV is. Of misschien soms omdat er knappe baardmannen in meespelen. Of knappe mannen zonder baard. Daarbuiten: NOOIT!

Hoewel hun (nieuw) manmateriaal soms nog even overtuigd moet worden, kijken mijn vriendinnen er niet meer van op. Sterker nog, ik heb het getroffen. Onder mijn vriendinnetjes bevindt zich een voetbalkijkendmeisje van hetzelfde soort. Wie zich pas echt gezegend voelt overigens is mijn vriendje. Want zeg nou zelf: een vriendinnetje die je niet hoeft te overtuigen met lieve beloftes en bloemen en die zelfs kan drammen om op zondagavond nog Studio Voetbal te kijken (het verhaal over sport in plaats van enge series voor het slapen gaan, vertel ik ook nog wel eens). Wie wil dat nou niet?

En of ik dat dan kijk voor dat goddelijke lichaam van Zlatan? Nee, ben je gek. Maar wij meisjes kunnen multitasken en dus kan ik staren naar een veld vol goed gebouwde voetballersbillen en toch de schoonheid van die goede voorzet meekrijgen. Kan ik het zielig vinden dat een verdediger een persoonlijke fout maakt (For the record: ik vind voetballers vaak zielig. Ik huilde ook bijna mee met de Brazilianen tegen Duitsland - en naast het juichen ook met Iker), en tegelijkertijd vinden dat die ene tackle best wat harder had gemogen.

Begrijp me niet verkeerd hoor, als er geen voetbal op TV was, was ik ook gezwicht voor een romcommetje. En oja, omdat meisjes kunnen multitasken heb ik dus onderwijl dit blogje geschreven. En de hele reep opgegeten. Oeps.

donderdag 12 juni 2014

Waarom we wereldkampioen worden

Waarom we wereldkampioen worden. Ja inderdaad, je leest het goed. Fuck al die (zogenaamde) realisten en pessimisten. Al die doemdenkers en landverraders. We staan aan de vooravond van iets groots. Wij worden wereldkampioen. Na die drie finales is het welletjes geweest. Het past ook mooi in het rijtje: 1974, 1978 en 2010. Niet drie keer, maar NA drie keer scheepsrecht. 

Waarom we dan het dan nu eindelijk wél worden? Laat ik beginnen bij dit: Robben, Sneijder en Van Persie voorin. Met zijn drieën. Kom op. Dan maakt het niet uit wat voor verdediging je hebt. Van dit koningsdrietal zou (daar heb je 'm weer) zelfs Sébastien Chabal - als 'ie voetballer zou zijn - de tribune oprennen van angst. Naar z'n mammie. 

Met dit drietal kan Ronaldo nog zulk aerodynamisch haar hebben, Messi denken dat hij met zijn kabouterlengte overal tussendoor kan, en Iniesta geloven dat hij het nog een keer kan. Helaas pindakaas. Bij dit drietal verbleekt alles en iedereen. 

Goed, ik geef het toe. Alles staat (vallen kunnen we namelijk niet) bij de eerste wedstrijd tegen Spanje. Daar geven we ons visitekaartje af. En dat wordt me wat. Die Spanjaarden denken dat ze alles gezien hebben, maar ze weten nog niet half wat Van Gaal op de laatste besloten trainingen heeft getraind. Die Spaanse chicos zullen raar op kijken. Ik voorspel een gedaante-wisseling, minstens een aantal keer per wedstrijd. Dacht je dat je eindelijk Robben aan het verdedigen was, bleek dat Martins Indi (BMI voor ingewijden) met een goed lijkend masker te zijn. En Robben? Die staat dan al voor de goal klaar om 'm over de teen van Casillas heen te leggen. Ja. Een ding is alvast zeker: we rijgen die Spanjaarden aaneen als pinchos op een stokje. Daarna gaat alles vast vanzelf. 

We worden het dus, wereldkampioen. En waarom al die landen het dan niet worden? Zomaar wat redenen: 
Omdat de Duitsers net als in dat andere toernooi stranden in de halve finale. 
Omdat Spanje al genoeg heeft gewonnen in de afgelopen jaren, punt. 
Omdat Italië Pirlo heeft. En dan hoef je echt niet óók nog wereldkampioen te worden. 
Omdat die Mexicanen straks met zijn allen door de mand vallen bij een dopingcontrole.
Omdat Uruguay wordt gediskwalificeerd door teveel schwalbes, van Suarez. 
Omdat Frankrijk al even geen Zidane meer heeft. En zonder Zidane geen kopstoten. En zonder kopstoten geen wereldkampioen. Of gewoon omdat ze slecht zijn.
Omdat Messi bij Argentinië zo trefzeker wordt, dat hij in zijn enthousiasme ook voor de tegenpartij gaat scoren. 
Omdat Portugal alle spelers in de onderbroeken van Ronaldo's lijn laat spelen. En dat blijkt een blamage (denk schaatspak VS op de Spelen). 
Omdat België echt goed is, we het ze meer dan wie dan ook gunnen, maar ze toch altijd hun plek naast die van ons moeten kennen. 
En Brazilië. Brazilië heeft gewoon pech dat ze tegen de wereldkampioen in de finale staan. 

Ik zeg dus dat we wereldkampioen worden. En als het zover is, rijd ik persoonlijk nog even terug naar de Franse Alpen. Daar waar ik vier jaar geleden in een deceptie achterbleef - en één Spaanse idioot 33 uur lang (misschien seconden) met een Spaanse vlag toeterend door een straat vol Nederlanders reed. Wat Spanje ook doet op het WK, ik zal daar een Spanjaard vinden en ze allemaal terugpakken. Gewoon omdat het kan. 




dinsdag 3 juni 2014

Tijd is een bitch

Tijdservaring is volgens mij onder te verdelen in grofweg drie levensfasen (als je heel hard je best doet, kun je er vast nog 33 opnoemen - daar moet je dan wel tijd voor hebben). Na wat rondgeneuzeld te hebben in mijn brein, kom ik tot de volgende: de kind-fase, de volwassen-fase en de bejaarde-fase (of oud-volwassen-fase, voor ik mensen beledig). De rol van tijd laat zich in die verschillende fasen vrij simpel omschrijven. Althans, dat vind ik.

Het zit eigenlijk zo. In de kind-fase heb je alle tijd van de wereld, maar je hebt geen idee dat je het hebt - en al zou je ook maar enigszins het idee hebben, dan zou het je geen moer schelen.

In de volwassen-fase heb je geen tijd (ook al denk je soms even dat je die zou hebben, maar vaak word je meteen weer uit die droom geholpen). Tot overmaat van ramp echter, heb je ook geen idee waar je die tijd - die je dus al niet hebt - vandaan moet halen. Dit alles kan je ook nog eens juist heel veel schelen.

Bejaarden (of oud-volwassenen) hebben net als kinderen alle tijd van de wereld. Deze oudste wereldbewoners hebben soms ook geen idee dat ze het hebben, maar bovenal geen idee wat ze ermee aan moeten. Vaak weten ze niet of het ze iets kan schelen.

Waarom ik dit schrijf? Ik bedacht me - aangemoedigd door iemand die me constant dwong te verantwoorden waarom ik geen stukjes schreef (geen tijd, sorry) - dat ik een stukje wilde schrijven over tijd en hoe mensen die gebruiken. Daarbij leek het me dan vooral aardig - juist omdat tijd de reden was dat ik even geen stukjes schreef - om te schrijven over hoe ik tijd gebruik. Toen ik dat uitsprak wist ik meteen dat dat helemaal niet was waar ik over moest schrijven. Die kind-fase was ik allang voorbij, dus ik had sowieso geen tijd meer (maar dan ook echt geen tijd) om te gebruiken. Nog meer echter, blijkt dat je die spaarzame tijd die je in de volwassen-fase hebt, of denkt te hebben, helemaal niet zelf kunt gebruiken. Mocht je dit nog niet doorhebben: in deze idiote wereld gebruikt tijd jou. En mij dus ook.

Wat grappig is - of eigenlijk niet, maar anders wordt het geheel zo tragisch - is dat deze niet bestaande tijd zich ook nog eens laat onderverdelen in twee soorten. De pure tijdservaring in uren, minuten, seconden: de kloktijd. Daarvan weet ik zeker dat die tegenwoordig sneller gaat dan vroeger en dat ik in de maling word genomen als ik mijn horloge soms heel sneaky in de gaten probeer te houden. Je hebt echter ook nog de geestelijke tijd. Die gaat vaak samen met een bepaalde rust in je hoofd. Ook die tijd is voornamelijk afwezig. Het kan zomaar voorkomen dat je eindelijk - God zegene de greep - wat kloktijd hebt gevonden. Voordat je een gat in de lucht gesprongen hebt is deze tijd negen van de tien keer al weer opgeslokt door de afwezigheid van de geestelijke tijd. Die dus even geen tijd had.

Daar zit je dan. Kind-fase af en net aangekomen in het o-zo mooie volwassen tijdperk. Ik kan er niets aan doen. Ik heb heimwee naar de tijd dat ik alle tijd van de wereld had, maar daar totaal geen idee van had. Laat staan dat ik me er ook maar enigszins druk over maakte. Tijd bepaalt tegenwoordig zelf wat 'ie doet. Tijd is een bitch. Ik denk dat er maar een remedie is. Laten we de tijd met zijn allen gewoon keihard negeren, dat werkt altijd.

zondag 13 april 2014

Mexicaanse drugsoorlogen en andere vage dromen

Je hebt van die mensen, die dromen nooit in hun slaap. Nouja, dat denken ze. Ik probeer die mensen altijd te overtuigen dat ze heus wel dromen, maar dat ze die zich om wat voor reden dan ook niet meer kunnen herinneren. Het is namelijk wetenschappelijk bewezen dat ieder mens elke nacht droomt, hoe dan ook. We dromen zelfs meerdere keren per nacht, zo tussen de 5 en 7 keer, en al die dromen duren maximaal zo'n 45 minuten. Als mensen zich hun dromen niet meer kunnen herinneren, dan denk ik altijd dat hun dromen niet zo spannend waren. Oersaai, eigenlijk. Anders zou je ze toch vast wel onthouden?

Nee, neem dan mij. Die oersaaie stoffige dromen ken ik niet - of nauwelijks. Sterker nog: het zouden soms welkome afwisselingen zijn in mijn chaotische dromenfabriek. Ik droom namelijk zo ongeveer het tegendeel. Niks oersaai, degelijk en stoffig. Mijn dromen kenmerken zich door wilde en onrealistische fantasieën, onmogelijke combinaties van gebeurtenissen en personen en laten vaak een onheilspellend gevoel achter.

Een tipje van de sluier. In een van mijn laatste dromen speelde ik de hoofdrol in een Mexicaanse drugsoorlog. Daarbij zou je geneigd zijn ervan uit te gaan dat die zich afspeelde in Mexico. Dat was natuurlijk niet het geval, stel je voor. Nee, die drugsoorlog vond plaats in Rotterdam. Alle leuke Rotterdamse eettentjes bleken ineens duistere, vochtige kelders te hebben, waar criminele drugsbendes huis hielden. Op mijn motor bracht ik een bezoek aan al die kelders, rekende ik een voor een af met al die Mexicaanse Juan Carlos-sen en was ik in mijn eentje bezig Rotterdam drugsvrij te maken. Totdat mijn wekker ging, ik gok een kwartier voor mijn heldendaad zich had voltrokken. Ik wist niet hoe snel ik hem uit moest drukken en concentreerde me op mijn droom. Helaas, hij kwam niet meer terug.

Mijn dromenfabriek lijkt overigens wel wat te hebben met oorlogsverhalen. Niet al te lang geleden mocht ik van dichtbij de burgeroorlog in Syrië meemaken. Ik woonde in een huis in de Syrische stad Homs en was getuige van bombardementen en aanvallen van regeringstroepen.

In een andere droom was ik zwanger en beviel ik van een kindje. Om 3 maanden later opnieuw van een andere kindje te bevallen - wat sowieso een rare gewaarwording is. Fascinerend dat dromen zich zelden aan wetenschappelijke waarheden lijken te houden. Hoewel ik volgens mij geen moordlustige neigingen heb, was er in huis geen plek voor nog een kind en gooide ik die uit het raam van de bovenste verdieping. Opgeruimd stond blijkbaar netjes.

Ook droom ik wel eens iets luchtiger hoor. Vannacht bijvoorbeeld. Ik heb een hele droom gedroomd over het feit dat Kanye West dezelfde schoenen had als mijn vriend. En dat ik hem dat vooral moest laten zien en we dus op zoek gingen naar Kanye. Heel bijzonder. We hebben hem overigens niet gevonden.

Ik vraag me vaak af of dit nu allemaal normaal is. Ik denk inmiddels zelfs dat er een lek zit in mijn dromenbrein. Misschien droom ik die 5 tot 7 dromen per nacht (die we blijkbaar allemaal dromen) niet afzonderlijk van elkaar, maar vermengen ze zich en klopt er daardoor vaak geen snars meer van. Het gebeurt ook regelmatig dat daags na weer iets absurds te hebben gedroomd, flash backs me nog blijven achtervolgen en dat ik na een droom mentaal volledig afgepeigerd ben. Maar misschien valt het allemaal wel mee. Misschien is dit wel heel gewoon en ben ik een van de velen en onthoud ik ze toevallig wat vaker.





zondag 2 maart 2014

Doe het niet Koen

Meestal dalen ze niet per se in aanzien. De mensen die zich voor het karretje laten spannen mee te doen met sneue SBS programma's als sterren dansen en springen. Waarom? Omdat het kluitjesvolk dat zich daarvoor leent vaak niet echt in aanzien kan dalen. Dit stelletje B en C artiesten - al is die benaming vaak al te hoog gegrepen - staat al zo laag op de ladder van aanzien, dat lager simpelweg niet mogelijk is. Het zijn van die gebotoxte, gele zwembroek dragende zonnebank figuren, die in ons medialand niet meer aan de bak komen en dit niet kunnen accepteren. De enige plek waar deze onderklasse van de  - door mijn vader zo genoemde - verloederde maatschappij nog terecht kan, is bij SBS.

Gaat dit stukje dan nu over deze ergernis? Neuh, niet echt. Tenminste, niet de ergernis an sich. Die bestaat namelijk al even - en ik heb inmiddels wel geaccepteerd dat ieder land nu zo zijn dingen heeft waar het schaamrood je van op de kaken gaat staan. Zolang echter de scheidslijnen duidelijk blijven en de mensen uit dit aftandse SBS hokje niet infiltreren met mensen uit andere - betere - hokjes (of andersom), kan ik de ergernis gewoon links laten liggen. Normaal gesproken heb ik namelijk niets met de mensen die worden uitgekozen (of zichzelf opgeven) voor de betreffende SBS programma's en niets met de programma's zelf. Omdat ik er dus geen aandacht aan hoef te schenken, houdt mijn ergernis meestal gewoon zijn winterslaap.

Tot afgelopen week het tragische, haast niet te bevatten, uiterst ongeloofwaardige en huiveringwekkende nieuws mij bereikte. Het was Koen Verweij. Held Koen. Groot schaatser, atleet, sportman Koen. Koen had geïnfiltreerd in het SBS hokje van B en C artiesten. Dat is overigens al een prestatie op zich. Theoretisch gezien is de stap voor Koen naar het SBS hokje namelijk nog groter dan voor mensen die wel al aan de normale, goede kant van de samenleving bivakkeren. Koen zit daar namelijk niet in, in dat normale, goede hokje. Koen zit in een heldenhokje en dat hokje staat erom bekend mensen daar nauwelijks uit te laten ontsnappen. Maar Koen deed dat dus blijkbaar wel.

Koen koos ervoor mee te doen aan Sterren Springen. En er rest mij eigenlijk maar één vraag: waarom? Ja, die verhalen dat 'ie het voor de grap doet wil ik graag geloven, maar dan nog: waarom? Mensen uit heldenhokjes en sneue SBS programma's gaan namelijk gewoon niet samen. Iedere keer dat ik Koen straks zie schaatsen, denk ik aan Sterren Springen. Als Koen over vier jaar op vierduizendste wél de gouden plak wint, zie ik alleen maar een gele zwembroek. Trek je terug Koen, nu het nog kan. Alsjeblieft, doe het niet.

Overigens blijft Koen voorlopig nog wel even in dat heldenhokje zitten en wellicht zal ik ook met een schuin oog straks een blik werpen. Al is dat dan alleen maar om dat schaatserslichaam eens een keer wat beter te kunnen aanschouwen.

dinsdag 18 februari 2014

Sven deel II

Ik weet nog dat ik het vroeger zo'n vreselijk irritante vraag vond. Hij werd gesteld bij Aardrijkskunde, door mijn toch al niet zo favoriete leraar. Ik had er nooit zo'n goed antwoord op. In het kader van de toenemende internationalisering (überhaupt woorden waar je in die tijd van walgde), moesten wij scholieren ook maar eens nadenken in hoeverre we ons dan eigenlijk wel niet verbonden voelden met die grote wereld om ons heen. Meerdere keren werden we gedwongen na te denken over de vraag: 'Wat voel je je nu eigenlijk als eerste? Nederlander, Europeaan of wereldburger?' Wist ik veel. Dat je daarin ook nog een ander niveau kon ervaren, werd me toen al helemaal niet verteld.

Vandaag echter, werd ik me van dat laatste (nog eens) meer dan bewust. Ik had hard naar huis gefietst en buiten adem de televisie aan gezet, toen Sven het tweede deel van zijn gouden race inzette. Gouden race inderdaad, iets anders was onmogelijk. Sven kon immers alles, als hij het maar wilde. Al zou in de ronde voor hem het wereldrecord laag- en hooglandbaan met 30 seconden worden verbeterd. Sven zou er vervolgens nog 10 seconden van af rijden, dat leek me niet meer dan logisch.

Toen Sven zijn laatste rondjes schaatste en de virtuele streep van Jorrit hem passeerde, bekroop een naar gevoel me. Maar zelfs dan blijft Sven Sven. Misschien zou hij wel een rondje 27,2 rijden, dacht ik. Dat had 'ie vast nog in zijn benen. Of toch niet. Met nog een ronde te gaan, begon het nare gevoel zich om te zetten in pijn. Een camera die dan ook nog eens perfect het ontgoochelde gezicht van Gerard Kemkers in beeld brengt, maakt dat gevoel niet veel beter. Wat dan volgt is een opeenstapeling van meerdere taferelen. De dramatische aanblik van de man die zilver heeft, tegenover het zelfingenomen hyperblije hoofd van Jillert Anema. Je weet wel, die coach van Jorrit. Ik verdenk Jillert er van niet eens echt blij te zijn voor Jorrit. Man, die is alleen maar blij dat hij, de grote Jillert, Sven heeft verslagen.

Ik ben heus (op een later moment) ook wel een beetje blij voor Jorrit. Waar ik vandaag echter meer dan ooit achter ben gekomen, is dat ik nu een duidelijk antwoord kan geven op de vraag. Ik voel me eerst Nederlander. Behalve met schaatsen. Dan is het voor alles éérst Sven.

zondag 9 februari 2014

Sven

Ik dacht nog zo. Nu even geen stukje over Sven, niet deze Spelen. Het zou zo voor de hand liggen dacht ik en dus zou ik het niet doen. Maar ik kon er natuurlijk niet om heen. Hoe zou je ook ooit om hem heen kunnen. Al zou je het proberen, dan nog zou het je niet lukken. En dat geeft ook niet, ik hoef ook helemaal niet om Sven heen. En als je dan weer zo magistraal bent, dan toch ook maar weer een stukje. Waarom? Omdat het Sven is en Sven alles kan en over mensen die alles kunnen moeten stukjes worden geschreven. 

Ik geloof dat hij er vreselijk hard voor traint, maar dan nog. Als Sven iets wil, heeft iedereen het nakijken. Schaatsers van nu huilen iedere week na een training in hun kleedkamer dat ze geboren zijn in de generatie Sven. Het was gister niet nodig, maar als Sven had gewild had hij net zo goed vijf kilometers lang rondjes 28,2 kunnen rijden. Ik denk zelfs dat Sven - als hij had gewild - een pirouette of twee had kunnen draaien en de laatste baan achterste voren had kunnen schaatsen. Hij had nog even kunnen zwaaien naar Naomi en een boks kunnen geven aan Wimlex. Het had niet uitgemaakt. Als Sven het had gewild, had het gekund. 

En Sven hoeft zich overigens niet eens te beperken tot het schaatsen. In principe kan hij in het algemeen alles wat hij wil. 

Als hij het zou willen, zou hij met blote handen en voeten en zonder uitrusting de Mount Everest kunnen beklimmen. De afdaling zou hij glijdend op een sleetje kunnen doen. 
Hij zou ook zonder parachute uit een vliegtuig kunnen springen - als Sven wil vliegen, vliegt hij namelijk gewoon. 
Als hij zou willen, zou hij op z'n gemak het wereldrecord paalzitten verbeteren. 
Hij zou sneller zwemmen dan Phelps, Thorpe en Van den Hoogenband. 
Sneller rennen dan Bolt. 
Sven zou ook fantastisch zijn in curling, als hij zou willen. 
Hij zou Nadal eraf slaan en in het zelfde jaar Ronaldo aftroeven in de strijd om de Gouden Bal. 
Sven zou jonglerend door een brandende hoepel kunnen springen, lopend op houten stelten. 

Het maakt geen ene moer uit. Als Sven echt zou willen kan hij alles. Hij zou de maan in een andere baan om de aarde kunnen laten draaien. Hij zou eigenhandig het broeikaseffect kunnen stoppen en het gat in de ozonlaag dichten. Alles. Als hij het maar zou willen. 

Maar Sven wil het denk ik niet. Dat hoeft niet zo van hem. Sven focust zich op het schaatsen en dat is goed. Dan blijft hij in elk geval nog een beetje menselijk. En ik kijk vol vertrouwen uit naar de 10 kilometer. Sven wil namelijk winnen. Dat komt dus wel goed. 

zaterdag 1 februari 2014

Kassameisjes

Er zijn in het leven van die dingen, waar je je over kunt blijven verbazen. Tegelijkertijd weet je van de meeste van die dingen, dat het ook geen ene moer uitmaakt hoe jij erover denkt - of hoe de rest van de wereld erover denkt. Het verandert toch nooit.
Naast de al beschreven voorbijganger, is voor mij één van die dingen het kassameisje. Juist. Het meisje - in allerlei soorten gedaantes en met een scala aan karaktertrekken - dat in de Bas of Appie achter de kassa zit en al bliepend jouw boodschappen van de loopband haalt. Het bijzondere wezen van het kassameisje viel me altijd al op, maar - en dat zou mogelijk ook ergens iets te maken kunnen hebben met het sinds een tijdje voor m'n eigen boodschappen moeten zorgen - de laatste tijd stapelen de vormen van opmerkelijk gedrag zich op.

Waar onderscheiden deze kassameisjes zich dan in? In een hele hoop. Zo heb je verschillende typen kassameisjes. Die typen hangen meestal nauw samen met de locatie en het soort supermarkt - uitzonderingen daargelaten. Ik verdenk de Appie er dan ook van een andere vorm van typecasting te gebruiken dan de Bas. Ga maar eens na waar je meer parel-oorbellen ziet - en waar juist meer met potlood getekende wenkbrauwen. Hierbij zegt het type uiterlijk overigens niets over het bijbehorende gedrag: dat kan het ergst zijn bij het meest onschuldig ogende poppetje. Het is dan ook dit gedrag dat de nietsvermoedende supermarktbezoeker vaak moet doen verbazen. Ter illustratie zal ik een aantal situaties schetsen.

Er is dat onvriendelijke kassameisje. Kom je bij de kassa, kan er geen goedemorgen, middag of avond vanaf. Een hallo of hoi is ook teveel gevraagd en een blik omhoog lijkt al helemaal uit den boze. Als je niet beter zou weten, zou je denken dat dit kassameisje je in principe geeneens gezien hoeft te hebben. Om dit zeker te weten zou ik het eigenlijk eens moeten testen. Me verstoppen tijdens het bliepen en tellen hoelang het duurt voordat ze dit doorheeft.

Het kan ook erger dan het onvriendelijke type. Soms krijg je namelijk wel eens te maken met het verbaal agressieve kassameisje. Dit is het type waarbij de assertiviteit iets te ver is doorgeslagen, ben ik bang. Dit meisje zegt vaak wel gedag - waarbij vriendelijk nu niet de best gekozen omschrijving is - maar meer aardigheid verwachten van dit soort, kun je beter niet. Blijkbaar zit het gedag zeggen tegen een nieuwe klant ook zo in het systeem van het meisje, dat ze op tilt slaat als jij eigenhandig de routine verstoort. Zo dacht ik eens dat  ik te maken had met het onvriendelijke kassameisje en verwachtte ik niet begroet te worden. Ik dropte meteen maar de vraag of ik er ook twee tasjes bij mocht. Dat had ik beter niet kunnen doen. Ik kreeg een blik des doods en de opmerking dat ze nog niet eens gedag had kunnen zeggen. Jammer.

Dan zijn er ook de kassameisjes die verbaal redelijk vriendelijk zijn, maar in gedrag een behoorlijke vorm van agressiviteit laten merken. Dit uit zich meestal in het hardhandig scannen en doorschuiven (gooien) van jouw breekbare potten en flesjes. Ik denk erover een keer iets terug te gooien.

Het luie kassameisje is een ander verhaal. In plaats van het doorschuiven van je gescande boodschappen, zodat je deze direct in je tas kunt doen, laat ze alles bij elkaar naast de scanner staan. Je moet hier vaak zelf over de bank heen hangen om je boodschappen van het bliep apparaat in je tas te kunnen doen. Ik vermoed ook dat bij deze kassameisjes de rijen in de winkel het langste zijn.

Irritant ook zijn de (selectief) dove kassameisjes. Vragen of je zegeltjes of de bon wilt, maar totaal niet luisteren naar het antwoord en deze standaard toch meegeven.

Uiteraard bestaat naast deze vormen ook het vriendelijke meisje. Zij blinkt uit daar waar alle andere types tekortschieten. Ze maakt oogcontact, zegt vriendelijk gedag, vraagt of je ook nog een tasje wil, gaat zorgvuldig met jouw boodschappen om, schuift ze netjes door, luistert goed en wenst je daarbij ook nog een prettige dag. Ik moet echter toegeven dat het bestaan van de andere soorten, het boodschappen doen toch ook wat enerverender maakt.

zaterdag 18 januari 2014

De voorbijganger

Je hebt ze in allerlei soorten en maten. Je ziet ze op straat, met stappen, bij de trein, in de supermarkt, op je werk. Overal. De voorbijganger. Ik ben al jaren gefascineerd door dit fenomeen. De voorbijgaande mens kan wonderbaarlijke gedaantes aannemen. Een normaliter zachtaardig persoon kan in de gedaante van een voorbijganger transformeren tot een haatdragend wezen. Ik zal enkele voorbijganger-gedaantes toelichten.

De arrogante voorbijganger. Deze soort komt relatief vaak voor en aardt goed in ruimtes als treinen of op het werk. Het is de 'ik doe net alsof het me niets kan schelen dat er op deze aardbol ook maar iemand anders leeft. Denk maar niet dat ik je zie, als ik hier wil lopen, loop ik hier' voorbijganger.

De quasi-nonchalante voorbijganger. Het is de 'ik doe net alsof ik best zelfverzekerd ben en heel goed kan multitasken' voorbijganger. Het is die mannelijke collega van een andere afdeling bijvoorbeeld, die terwijl hij jouw pad kruist quasi-nonchalant met een balletje stuitert en een heel ongebruikelijke move moet maken om het balletje weer net zo quasi-nonchalant te vangen. Daarbij doet hij overigens alsof dit geheel volgens planning was.

De ik-kijk-naar-de-grond voorbijganger. Deze voorbijganger wil waarschijnlijk zo min mogelijk opgemerkt worden door andere voorbijgangers. Het is de 'ik weet heus wel dat ik nu langs je loop, maar dat hoef ik toch zeker niet aan jan en alleman te laten zien?' voorbijganger.

De linksom-rechtsom-toch-linksom voorbijganger. Dit is in de voorbijgangers wereld ook een relatief dominante soort. Hij komt regelmatig voorbij en is tevens diegene bij wie het ook het langste duurt voor hij voorbij is. Het langs elkaar lopen blijkt namelijk al een grote opgave te zijn. Meestal eindigt dit 'linksom-rechtsom-toch-linksom' voorbijgaan in een gelach van beide personen. Jammer is het echter als je hier ook nog eens de arrogante voorbijganger treft. Die zal namelijk net doen alsof het volledig aan jou te danken is dat het voorbijgaan zo stroef gaat en jouw coördinatie vermogen nu eenmaal zijn beperkingen kent. Vaak eindigt dit met een zucht van de arrogante soort. Helemaal lastig lijkt het me daarentegen als het 'linksom-rechtsom-toch-linksom' spel gespeeld wordt met de quasi-nonchalante voorbijganger. Als je tijdens het toch al lastige kruisen ook nog moet proberen zijn quasi-nonchalante, ongebruikelijke bewegingen te ontwijken.

De starende voorbijganger. Het is de voorbijganger waarvan je het vermoeden hebt dat hij je al 300 meter van te voren in het vizier heeft en dit niet onder stoelen of banken probeert te steken. Ongemakkelijk is het als jij dit ook al 300 meter van te voren door had, je er niet prettig bij voelt en jezelf gaat gedragen als een combinatie van de 'ik-kijk-naar-de-grond' en de arrogante voorbijganger. Genant wordt het als je met deze voorbijganger ook nog eens in het 'linksom-rechtsom-toch-linksom' gebeuren terecht komt.

De vriendelijke voorbijganger. Mijn favoriet. Deze voorbijganger haalt bij alle andere typen voorbijgangers zijn schouders op en denkt: waarom zo moeilijk doen. De wereld is al vol met oorlog, honger en haat. Ik geef de ander gewoon een glimlach en maak zijn dag weer goed. Duizend maal chapeau voor deze voorbijganger. Hij overtreft alle anderen.

Wat ben ik dan zelf voor type? Ik wil graag uitsluitend de vriendelijke voorbijganger zijn, maar moet helaas toegeven dat me dit niet altijd lukt. Ik ben bang dat ik alle bovengenoemde gedaantes aan kan nemen en aan heb genomen in het voorbijgaan, soms los van elkaar en soms allemaal door elkaar heen. Ik kan in elk geval zeggen dat het me nog lang niet altijd zo soepeltjes afgaat als ik eigenlijk zou willen.




zaterdag 11 januari 2014

Mannendingen

Goed. Wij vrouwen hebben bijzonder veel excellente eigenschappen. Zo zijn we over het algemeen lief en zachtaardig, slim, doordacht en gevat. Daar komt nog eens bij dat we ontzettend ambitieus zijn en vaak ook nog eens best wel stoer. Vrouwen kunnen 35 dingen tegelijk, waar mannen soms al moeite hebben met zich op één taak focussen (sorry mannen, ik maak het straks goed). Een vrouw is daarnaast ook een levende encyclopedie van gebeurtenissen in haar leven - en dat van anderen in haar omgeving: ze vergeet nooit wat. Met zoveel positieve kenmerken, begin je je als vrouw soms wel eens af te vragen hoe het voor mannen moet zijn om al die dingen niet te kunnen. Om dus een man te zijn.

In het kader daarvan ben ik maar eens voorzichtig begonnen met me wat meer verdiepen in typische mandingen. Al snel kom je dan op vissen, sigaren roken en wildplassen. Niet echt dingen waar een vrouw per definitie heel blij van wordt. Laat staan dat het interessant is hiervan zelf iets uit te voeren. Er zijn echter ook nog andere activiteiten of handelingen te verzinnen, die veelal beoefend worden door het manvolk - maar waar wij vrouwen niet perse vies van zijn. In het kader van verdieping én ook wel een beetje sympathie met mijn mannelijke medebewoner, probeer ik zo nu en dan ook wat mannendingen te doen.

Allereerst ben ik ook maar eens begonnen met bier drinken. Een goudgele rakker zo af en toe (nee, dit klinkt gewoon echt niet uit de mond van een vrouw), is niet zo verkeerd als ik vroeger dacht. Hierbij moet ik overigens ook toegeven dat met meerdere bierdrinkende vriendinnen de aanmoediging in dit geval misschien niet uitsluitend mannelijk van aard was.

Een ander in mijn ogen typisch mannendingetje (waarschijnlijk word ik nu door meerdere vrouwen uitgelachen) heeft alles te maken met dat andere typische mannending: de auto. Laat er geen twijfel over bestaan: ik kan goed autorijden. Misschien helpt het als ik eraan toevoeg dat dit beaamd is door mannen. Op de een of andere manier echter, durf ik het nooit aan de versnelling in de winter 's nachts in zijn één te zetten. Nadat mijn geduldige vriend meerdere keren tegen de auto heeft staan duwen, om te bewijzen dat hij echt niet zelf kan gaan rijden, ben ik nu overtuigd. Voortaan zet ik hem in koude nachten 'gewoon' in zijn één.

Iets waar ik me in eerst ook altijd hevig tegen verzette, is het kijken van crime series. Waarom zou ik dat immers doen als je vervolgens drie weken lang niet kunt slapen - en je kastdeuren open en dicht doen, quasi nonchalant onder je bed kijken en bij ieder geluidje zo stil mogelijk blijven liggen (en je partner dwingen dit ook te doen) tot het vaste bedritueel horen. Toch ben ik nu uit sympathie - en misschien ook wel met het idee dat er dan af en toe ook een jankfilm kan worden opgezet - mee gaan kijken. En ik moet toegeven: het is best verslavend en zolang ik niet alleen slaap hoef ik het bedritueel ook niet uit te voeren.

Dan is er nog iets wat in dit proces niet uit kon blijven. Wilde ik me enigszins in het manzijn kunnen verplaatsen, dan moest ik toch zeker een keer datgene doen waar iedere man ter wereld 's nachts voor kan worden wakker gemaakt. Een potje Playstationen. Juist. Hoewel vrouwen zich met duizend dingen kunnen vermaken, bestaat er voor ons niets wat ook maar iets in de buurt komt van dit soort tijdverdrijf. Ik moest me er maar eens aan wagen en daagde mijn vriend uit voor een potje. Die wist me meteen te vertellen dat het misschien verstandiger was samen een tegenstander uit te dagen. Dat bleek een goede zet. Het ondertussen moeten onthouden waar alle 300.000 knopjes op de controller voor stonden, zorgde ervoor dat ik toen mijn mannetje net goed stond per ongeluk op de verkeerde knop drukte. Wist ik veel. Misschien kunnen mannen toch ook wel een beetje multi-tasken.

Weet ik nu een beetje hoe het is om een man te zijn? Bij lange na niet. Zo heb ik me niet gewaagd aan het uren staren naar een dobber, aan drie uur lang met vrienden een bal over koppen (au!) en aan het op de eerste zonnige dag van het jaar in een t-shirt lopen (en op de tweede in korte broek en slippers). Ik moet echter toegeven dat - met uitzondering van het potje Playstationen - de mannen probeersels me goed bevallen zijn. Dat laat onverlet dat er een hoop overblijft waar ik me als vrouw niet aan wil wagen. Ik gok echter dat dit andersom ook zo geldt.